Koenings Putters-Sijzen nr. 2 (17,5 kg)
Koenings Putters-Sijzen nr. 2 (17,5 kg)
Een van oorsprong buitenlandse (nu aangepaste) mengeling. Word vooral aan alleen putters gevoerd.
Om ervoor te zorgen dat de vogels het maximale uit Koenings Putters-Sijzen voermix halen, is het aan te raden om deze vers en in voldoende hoeveelheden aan te bieden. Je kunt het mengen met vers water om een pasta te maken of het in een voerbak strooien. De voermix is geschikt voor alle soorten putters en sijzen, waaronder distelvink, kneu, sijs en vele anderen.
De Koenings Putters-Sijzen voedingsmix bevat diverse zorgvuldig geselecteerde zaden, vruchten en andere ingrediënten die rijk zijn aan eiwitten, vitaminen en mineralen. Deze ingrediënten omvatten zaden van distel, witte perilla, hennep, niger en andere oliezaden, evenals gedroogd fruit, rozenbottels en insecten. Deze ingrediënten worden in de juiste verhoudingen gemengd om de vogels een optimale voedingsbalans te bieden.
De mengeling bevat o.a. de volgende zaden:
- Witzaad,
- Hennep,
- Gepelde Haver
- Perilla wit
- Negerzaad
- Dennenzaad fijn
- Graszaden
- Slazaad wit
- Lijnzaad
- Gepelde Zonnepitten
- Mariadistel
- Japanse Millet
- Kaardebol
- Cichoreizaad
- Teunisbloemzaad
- Blauwmaanzaad
Over Putters:
De putter is inheems in Europa, Noord-Afrika en het westen en midden van Azië. Hij komt vooral voor in open, licht beboste terreinen. In Europa zijn dit bijvoorbeeld tuinen, parken en bosranden.
Een volwassen vogel heeft een rood masker en een donkere teugelstreep. Achter dit rode masker loopt bij de meeste ondersoorten een brede witte baan van de oorstreken tot aan de kin. Daarachter bevindt zich een volgende zwarte baan, die van boven de schouders tot aan de kruin loopt. Bij putters in het meest oostelijke gedeelte van het verspreidingsgebied, de zogenoemde caniceps-groep, ontbreekt de zwart-witte tekening achter het rode masker. Bij hen is dit gebied effen grijs.
De putter is een sociale vogel die het grootste deel van het jaar in groepsverband leeft. Groepsleden delen een gemeenschappelijk voedselterritorium en verdedigen deze tegen andere soortgenoten. Ze foerageren meestal in open gebied, zoals bermen en op braakliggende terreinen. Met name in de winter vormen deze groep vogels grote zwermen van tot wel veertig vogels.
Voeding:
De putter heeft een voorkeur voor kleine zaden, zoals die van distels en andere composieten. Dankzij zijn lange snavel kan de putter deze moeilijk te bereiken zaden bemachtigen. In een groot deel van zijn verspreidingsgebied is de putter de enige vogel die het zaad van kaardebollen kan bereiken, welke zich aan de onderkant van lange, stekelige buizen bevindt.
Behalve kleine zaden voedt de putter zich met bessen, knoppen (onder andere van de paardenbloem) en gras. In de winter bezoekt hij ook de voedertafel. Nestlingen worden ook gevoerd met insecten.
Voor de gerenomeerde kwekers is dit de meest gevraagde mengeling.